Als auteur pleegt Stefaan Van Laere ook graag af en toe een gedicht. Volgende gedichten zijn afkomstig uit zijn boek Tango – spiegel van mijn passie en uit het tangofeest Mon coeur, mon guide dat op vrijdag 26 september 2003 in de Vlaamse Opera Gent plaatsvond. Deze gedichten werden bovendien gebundeld in een tijdloze verjaardagskalender met foto’s en tekeningen die nog steeds verkrijgbaar is.
Invitatie met een kroontjespen
Hier zit ik dan wat onwennig, mijn schat
op mijn al te warme schoot klit onze Siamese kat
ze spint haar ogen fijn en speelt met haar watten poten
ik zou zelfs zweren dat ze met me lacht
ze heeft haar intieme sporen nagelaten
kriskras uitgesmeerd over ons aarden pad
maar nu moet ik je toch gaan schrijven
en strijden met dat genadeloos witte blad
wat ik je zou willen zeggen
het valt soms moeilijk uit te leggen.
Woorden zijn slecht voor mijn stug verlangen
in een cementen kerker gestopt, bijna gehangen
Woorden zijn als het fronsen van de golven
nu ruw, dan weer bedrieglijk ziltzoet kalm
tot je ze in één wrong overspoelen
en weer veel te veel bedoelen
daarom moeten we straks dansen
zoals een soldaat ten oorlog trekt
is het zijn plicht, is het zijn recht?
Maar er ligt weer modder in de loopgracht van de liefde.
Stil nu maar, stil, mijn schone slaapster
ons moment de gloire komt nog wel
wie weet zelfs vanavond al, heel snel.
Ik heb je schoenen al gepoetst.
Nu nog niet
Zie eens hoe ik wentelwiek
mijn armen reikend als een octopus
kokette praalhans, behaagziek
mijn lippen weg van die fatale kus
veel mooier is het nog wat te wachten
koel aan de buitenkant, vanbinnen hunkering
niets te verraden van het smachten
onze figuren maken, en dan, plotseling-
Wat gaat er allemaal in je om?
Een miljoen om even in je hoofd te kijken
mijn harpoen boort zich in je kaproen
maar nu nog niet. Pas na dit lied.
Schavot
Zoals ze daar wat schonkig stond
en onwennig draaide met haar heupen
danste ze die pas de deux toch heel alleen
en bleef Astors klankentaal een dode monoloog.
Wat sappig bedoeld was, klonk heel droog.
En hij schoof wel gepast van links naar rechts
zette zijn voeten nauwkeurig tot op de centimeter juist
maar in zijn haast liep hij zichzelf voorbij
hoe zij zou dan, sidderende hinde, kunnen volgen?
Helemaal in de knoop zat ze, door ego verzwolgen.
Op dat moment, gestold onder een stolp, wist ze niet meer wie ze was.
Laat staan dat ze dansueel met hem zou kunnen converseren.
In strijd met haar strak weerspannig lijf
tussen het tellen door dacht hij koel: pokkenwijf.
En toen viel de bandoneonspeler van het podium.
Het klonk als het neerklappend mes op het schavot.
In memoriam
De illusie de tijd te kunnen stremmen
smolt toen hij zijn klein meisje groot zag in het bad.
Hij voelde zich betrapt.
Reik me de handdoek aan, vader, zei ze nuchter
en ze bedekte wat hij met zijn ogen dicht kon zien.
Die avond vergaapten ze zich aan het spektakel
de massa schuifelde over de dansvloer, van prins tot boer.
In het telraam van zijn geheugen verschoof hij enkele parels
en zijn raspende handen vroegen haar mee.
Hij streelde haar rug, als was ze haar moeder.
Maar zijn huid hield afstand, om te kunnen ademen.
Ze stond openlijk te gissen naar het verleden
zo hielden ze haar nagedachtenis in stand.
Vrijnacht
Je kan het al raden: het is weer vrijdag.
De ultieme prelude tot vrijnacht.
Niets kan me remmen, ik word weer wild,
je doldrieste ruiter in galop.
In sta al in de sporen, voorgoed verloren.
En jij, zacht glooiende vallei
kijkt toe naar het traject van mijn vingers,
van knoop tot knoop worden ze zelfstandiger.
En ik zal je weemoed eindelijk temmen,
mijn ogenschijnlijk hautaine demi-mondaine.
Achteraf troost ik je met kakelverse verzen
terwijl de geur van koffie zich vermengt
met ons lijfaroma. En ik zal weer kijken naar
de plooien van je rimpels, dat heb ik je beloofd.
En ik zal ze bezingen, zoals alleen jij mij kan bedwingen.
Fata morgana
Streelzuchtig, vaak te luchtig
met de weeë smaak van zurige zomers
en het gemaaide hooi op de oppers,
een machtig staketsel.
Voor hun lusten geen beletsel.
Verhuld door zwierige bruidsluiers
zingt ze voor hem, Grace Jones à la Piazzolla
Hij denkt ongeduldig al aan de kruiers
en ziet zich pronken in La Boca.
Na het dansen genietend van het panorama.
Ze weten nu nog niet dat ze nooit
een echte twee-eenheid zullen zijn.
Geen nood, dat ontdekken ze wel
op elkaar aangewezen in de milonga.
Hun huwelijk verdort tot een fata morgana.
De laatste dans
Echt dood zijn is niet meer kunnen dansen
zelfs niet in de kelders van je barokke hoofd.
Geen uitzicht op een sprankel hoop, geen kansen
niemand die nog de puurheid van je passen looft.
Echt dood zijn is iets waar je op tijd moet aan beginnen
nog voor de sappen verdorren in je stramme leden
nog voor de cellen sterven en je voorgoed bederven.
Nog voor je als een muffe mummie door ieder wordt gemeden.
Maar voor we dood gaan, voor die kleine knekelvent
met zijn zwiepende zeis je levensdraad gaat bezwaaien,
is er nog tijd voor een laatste dans die alles omvat.
Je eigen last tango in Paris, gekluisterd aan je infuus.
Terug thuis
Puur als een broze tango zonder muziek in de ochtendsneeuw,
zo kon ik in de klaarte van je groene ogen verhalen lezen.
Verhalen die ik mee had geschreven, je co-auteur.
Soms een dartele liefdesgod, soms nu al een ouwe zeur.
Hoe roze toch die karteling van haar plooien
het vuur van de tatoeage op haar lies glimt je toe
je bent nu voor eeuwig deelgenoot van haar geheim
en wil niets meer dan in haar schoot gaan rusten.
en met dit gedicht heb je, inderdaad, de kloof gedicht
plots draagt ze enkel nog haar lach.
Kom nader nu, krolt ze. Sust ze. Kust ze.
Echt waar. Miauw. Het mag.
Legendes
Stil. Luister. Geniet.
Carlos Cardel. Weet je wel?
De eeuwigheid trotserend.
Nostalgia. Nooit belerend.
Stil. Kijk. Bezwijk.
Rudolf Valentino. Eén brok latino.
De vleesgeworden gaucho.
Huiswerk: zoek op het doek een ocho.
Zing. Dans. Charmeur.
Zet je gleufhoed op.
Enthousiasmeer. Alweer.
De legende komt tot leven.
Buikdanseres
Vermorzeld was ze, haar gevoelens fijngemalen als kiezelstenen op de oprit.
Toen hij dichterbij kwam, knerpten ze onder zijn nieuwe schoenen.
Geef me wat tijd, vroeg ze, dat ik de scherven kan rapen van wie ik ooit was.
Hij had de juiste reflex en wachtte inderdaad. Op de tonen van een driekwartsmaat.
Het lijmwerk vorderde langzaam. Hij liet haar begaan, zijn primadonna.
Wat was ze authentiek, in het vage licht van de avondschemer.
Nee, niet gewoon mooi als een perfect model dat nog niet geleden heeft.
Ze droeg haar levenswonden fier. Hij hield meteen van de littekens.
Kuste ze toen ze voor het eerst hun liefde in een tango bezongen,
tweestemmig maar toch klonk het als één, spontaan, niet afgedwongen.
Ze werd zijn buikdanseres. Voor haar verwijderde hij zijn battle dress.
Ze gaven zich aan elkaar over. Speelden heerlijk haasje-over.
Het werd donker. Ze toonde de parel in haar navel, die kleine pronker.
Halfgoden
Mag ik je even, onbescheiden, een niet vrijblijvend complimentje geven?
Je danst waarlijk als een halfgodin, boven ons nietige mannetjes verheven.
We komen nog niet tot aan je enkels. Hoe die trouwens zwieren!
Dat heb je niet geleerd, maak ik mezelf wijs. Zo word je geboren.
Ik zal wel blijven klunzen. Les na les strompel ik verder.
Ik oefen thuis stiekem in de badkamer, met mijn bezem.
Die heeft tenminste geduld, kijkt niet naar mijn jankende voeten.
Hoe zat dat ook weer met die laatste pas? Mijn lijf lijkt wel van was.
In de salons durf ik me amper wagen. Ik zie hoe de vrouwen me wegen.
En meteen te licht bevinden. Zuurpruimen, kijk hoe ze me verslinden.
Maar met jou wil ik het best proberen. Ik beloof, ik zal me weren.
Wie weet stijg ik met je mee naar boven, naar jouw eenzame hoogte.
Meteoor
Niet de vogels, maar de lucht
die hun dikke vleugels dragen moet
in een siddering op hun ijle vlucht
breng ik ze als vanzelf een vage groet
Niet de vissen, maar het water
dat hun vinnen dartelen doet
zich niet bewust van later
de visser die hen daarvoor beboet
Niet de muziek, maar de dansers
hun voeten gaan een eigen leven leiden
en dringen door die dikke pantsers
weg met het zelfbeklag en medelijden
laat de tango het onnoembare maar verklanken
als een vleesgeworden metafoor
even lijf en geest komen bijtanken
maar pas op, het is ook een meteoor
Noche de la Pasión
De rode wijn deed me denken aan de kleur van tango.
De maan was bijna vol, net als de fles
en ik wou dat ik witte rozen had gekocht.
Zo cirkelden we op blote voeten door het park
in de cipressen zag ik ranke silhouetten van
tangueros, tijdloos verstrengeld met hun wederhelft.
De duiven zijn nog nooit zo stil geweest
ook de wilde wingerd werd plots heel wat tammer
en ik had niet eens mijn tranen meegebracht.
Met mijn grote teen wreef ik een roetspoor langs je been.
De wijn veranderde in het bloed van mijn aderen.
De maan bleef groeien, de fles werd leger.
Ik wou nu dat ik rode rozen had gekocht
en we gingen blootsvoets binnen, Noche de la Pasión
daar schitterden de tangueros met twee in hun cocon.
Ze bejubelden hun vrouwen in blind vertrouwen
de duiven trippelden mee op het dak
de wilde wingerd werd weer eenzaam
en ik voelde mijn tranen hun zilte weg naar buiten banen
jij huilde vrolijk met me mee, je been nog zwart.
Wie het schoentje past
Heb ik gemompeld, nog slaapdronken?
Zat er gif in mijn verstilde dromen?
Ik wou dat ik je kon besparen
de last van opgehoopte jaren
ik weet alleen, sprookjes zijn wreedaardig.
De prins, die kluns, werd blind van syfilis
nog een geluk, zo zag hij Assepoester niet
bol van vraatzucht en opgekropt verdriet
heel alleen in hun paleis, hun gouden kooi.
Hij liep verloren door de gladde gangen
waar het voor hem altijd duister was.
Durfde niet meer voelen aan haar ronde wangen.
Haar vlucht? In vino veritas.
Maar niemand kon hen dit ontnemen
de foto hing nog ergens naast hun bed
hoe ze na het passen van het muiltje
heerlijk zweven op de tonen van een Argentijns orkest.
Hij en hem en Veuve Clicquot
Hij keek
naar hem.
Hun handen
voelden ijskoud aan.
Hij hoofd achterover,
hem betoverd.
Ze waren even groot,
een spiegelbeeld.
Hij wou tegen beter
weten spreken.
Hem legde een natte
vinger op zijn mond.
De muziek
groeide op hun gezicht.
Hij leidde,
hem volgde
en soms
draaiden ze de rollen om.
Toen namen ze
een pauze
en dronken
Veuve Clicquot.
Hun armen
nog steeds verweven.
Snelkookpannen
Meesterlijk zichzelf op zijn gitaar
kwam hij geestelijk klaar
alleen het ritme van de snaren
kon de haven in hem bedaren.
Verzonken in een muzikaal sonnet
bevrijdde hij zich van dat korset
met zijn instrument schreef hij kalligrafie
ze luisterde ademloos naar zijn belletrie
en toen danste ze. Voor het eerst. Succulent.
Haar ster fonkelde aan het firmament
achteraf smeedden ze spontaan toekomstplannen.
Licht ontvlambaar waren ze, snelkookpannen.
Van zijn snarenspel kwam hoorngeschal.
Een vleugje vreugde in dit tranendal.
Wraak
In zijn keel grolde de smaak van dauwige wraak
en zijn gedachten werden ranzig.
Mijn God, zoveel tijd verloren. In feite doodgeboren
een requiem voor alweer een vermaledijde jaargetijde.
Zijn eenzaamheid werd pas in het schemerdonker zichtbaar
als een gewond dier gaf hij zich over aan zijn dansbrevier
zijn benen zwiepten hoekig op en neer.
Alleen met zichzelf. Slaapwandelaar. Sterrenwichelaar.
Onhandelbaar.
Zo omarmde hij de kilte van iets na middernacht
in zijn kamer boven het doffe tangofeest.
Veel te lang beleefd geweest.
Tot hij zijn wrok liet kreunen. Scheutige schim.
Zorro en geest in één.
Onder zijn droeve voeten zag hij door het gat in de vloer
hoe ze al te steriel en deftig schoven op de tonen van het concours.
Waar is het hart, riep hij. In zijn hoofd.
En hij knikte dat het goed was. De pin bleef hangen
aan zijn pink. Dan smakte de granaat plomp tussen hun schoenen.
Eindelijk raak.
Welzijnswerk
De muziek paste haar als gegoten
ze sleepte hem mee in een tere golfslag
hun lijven proefden van elkaar, heel even
amuses bouches, toch ging hij al wat overstag
Ze begeerde hem, concreet. Hij knikte, heel discreet
en hij durfde zijn moed dapper samenrapen
Ze deed een handstand op haar motorkap.
Participant aan passionele dronkenschap.
Flagrant peuterde ze aan zijn verband
en tilde hem met zwier in zijn rolstoel
zelfs een kroket at ze adembenemend, koket
en ze gaf een goudstuk aan de straatmuzikant.
Joli Paris
Ze was een Parisienne, zwemmend in chablis
ze speelde comedienne pour le tout Paris
ze ging eraan ten onder, dat zei ze haar macro
hij citeerde graag en traag lauwe verzen van Rimbaud
de wilde Parisienne, dat was haar troetelnaam
een ouwe comedienne met steeds minder faam
op een dag in oktober, de bomen stonden kaal
kwam ze naar hier over met heel wat kabaal
ze wou niet meer dansen, zingen heel occasioneel
ze had een jonge minnaar, ze leefden passioneel
ik zag haar gaarne komen
ze was een echte prof
als ze nog eens danste
kreeg ze niets dan lof
ze had er genoeg van
de glitter en glamour
maar ze bleef geloven
in l’art de l’amour
I.
Spijs en drank, muziek en dans. Het einde
van een tafeldag. Ze heeft een vreemde lach
een barst in haar lippen
als ze zoent en drinkt,
teugjes nipt
Ze keek in de spiegel waarin
de toekomst tastbaar werd
het glas was mat maar blonk soms op.
Ze schrok
Overal kruiste haar de tijd.
Door een ocho greep ze naar het leven.
We zwegen in elkanders armen
en zagen ons spiegelbeeld
dat in een flits de jaren reflecteerde.
Ze reikhalsde naar haar jeugd en
Lachte mat, als vertelde ik een flauwe grap
II.
Als na de dans de stilte kwam was er enkel duister in
de kamer. Hooguit een zucht die snikte naar een
hemelse toekomst tussen satijnen lakens.
Gedachten kringelden in witte ringen rook op
uit de asbak in de vorm van een schedel.
Passie is een woord met vele scherpe kanten.
Het snijdt nog steeds de stompe boorden af.
III.
In beweging hield ik mijn verlangen gevangen
en drong mijn schaamte terug.
Mijn hand rustte op de zijkant van je rug
en ik wachtte af. Ofschoon-
IV.
Hoeven we te praten?
We kunnen zonder.
Laat gewoon de dans
zichzelf verklaren
Je hoeft niets meer te zeggen,
onnodig alles uit te leggen.
Woorden zijn een laag vernis
op iets wat voorgoed is doorgeroest
Ik had een complot bedacht
dat tot de ochtend reikte.
Maar stootte op een
onbezonnen lach
Die schalde door de ruimte
zodat ik weerloos werd.
Je sloot me in, alles glipte weg.
Je had me in je macht
V.
Ze stulpte haar hart in de o-vorm van haar warme lippen
en verjoeg de kilte van de nachten zonder veel verhaal.
Zijn er pleisters voor een gescheurd hart?
Tussen weeë klanken heeft ze haar leven ingebed.
Onder het voetlicht berust ze in haar lot,
terwijl een gevallen waaier kraakt onder haar hak.
Ze schreeuwt vanbinnen, heeft zichzelf onthecht
Ze is haar eigen metgezel.
VI.
Niemand die weet te raden
hoezeer verdriet kan schaden
dat een eenzaat ook kan smachten
hij is soms ten einde krachten.
Maar er is altijd wel iemand
geen oceaan zonder eiland
een schoot om op te huilen
een nest om in te schuilen.
Al die koude kwaaie dromen
van wat je kan overkomen
maar je hebt passie in je tranen
en dat sierlijke van zwanen.
Goede raad kan ik je niet geven
ik stuntel zelf al heel mijn leven
en zoek een koers om uit te varen
een baken op de drukke baren.
VII.
En dan voelde ik je, eerder dan ik je zag. Je adem
streelde langs mijn huid. Je voet tikte ongeduldig.
Schat. Ik wachtte tot je benen scharen werden.
Tot we niets meer wisten, geen nu, geen straks.
En ik bleef maar dansen
VIII.
De plankenvloer, het glijden.
Een hoofd vol klanken. Oude schoenen
en een gesp. Een valse wimper op haar wang.
Ze lacht met haar ogen, de muze laat een traan.
IX.
Een oefening in schijngeluk, zo snel doorprikt.
De stoel. Knakt. Hij tikt haar schouder aan.
Ze knikt. Zij ballerina, hij harlekijn.
Ze zweven even, maar de landing zal
onverbiddelijk zijn.
Rode velours, een nacht onder baldakijn.
X.
Als na de dans de stilte kwam was er enkel duister in
de kamer. Hooguit een zucht die snikte naar een
hemelse toekomst tussen satijnen lakens.
Gedachten kringelden in witte ringen rook op
uit de asbak in de vorm van een schedel.
Passie is een woord met vele scherpe kanten.
Het snijdt nog steeds de stompe boorden af.
Het vuur blijft vanbinnen branden.
Het verdriet mag je niet verzanden.
XI.
In de tekening van je leven
ben ik maar een stippellijn
maar ik zou ik weet niet wat geven
om oneindig meer te zijn.
Om heel even, één dans lang
te doen alsof. Je held te zijn.
Stoer, van niemand bang.
Je reus. Ik, dwergkonijn.
XII.
Tango
Tango is het boek dat je samen schrijft.
De muziek het onbeschreven perkament.
Benen de aangescherpte pennen
– gedoopt in passie, onze inkt –
de woorden onze figuren.
Een boek met slechts één exemplaar.
Voor ons alleen.
De kortfilm die we samen draaien.
Drie minuten met bandoneon.
Ik regisseer, en jij acteert.
Of is het omgekeerd?
We verfilmen ons eigen boek.
Kippenvel. Tien op de schaal van Richter
In het kwadraat.
Al mijn haren komen recht.
Laat de viool maar klagen.
Ik kan mij eindeloos laven.
Het zindert, het tintelt.
Maar ik wil er niet over praten.
Niet nu, niet later.
Laat onze zinnen zichzelf bedwingen.
En ik heb niet eens rozen voor je meegebracht.
En dan is er stilte. Voor de storm.
In die dans zat heel mijn leven
We begrepen elkaar zonder woorden
Zonder dat we minnaars zijn.
Ik volgde het tempo van mijn voeten
Die hun eigen taal spraken
Wie horen wil, moet luisteren
Naar het ritme van de pas. Cadans.
En het is nog niet eens nacht.
Je hebt nieuwe schoenen aan
Hoog tijd ze te verslijten
Maar niet vandaag. Niet hier
Mijn grommend dier.
Nog één stap verder en we gaan de afgrond in
Ik zou niets liever willen, schat
Me zo in jou te verliezen dat dansen
De weg wordt naar het paradijs
Op mijn graf moet een bandoneon spelen
Langoureus en ziek, amoureuze piek
En een strijkstok en een vedel
Een jubelzang in canon. Cantate duplex.